Pali
woordenlijst
Anattā: geen zelf,
oncontroleerbaarheid.
Anicca: vergankelijkheid.
Anicca lakkhana: de karakteristiek van vergankelijkheid.
Appana samādhi: volledige concentratie.
Arahat: een verlichte, let. een
gezuiverde.
Avijjā: onwetendheid, gebrek aan
of onjuist begrip.
Bhikkhu: boeddhistische monnik.
Dhamma: de leringen van de
Boeddha, maar ook: de werkelijkheid.
Dukkha: lijden, pijn,
onbevredigdheid.
Dukkha lakkhana: de karakteristiek van lijden.
Dukkha vedanā: onplezierig, onaangename gevoelens.
Jhāna: mentale absorptie,
veroorzaakt door volledige concentratie.
Kamma: handelingen, wet van
oorzaak en gevolg. (Karma in Sanskriet)
Khandha: aggregaat of groep van
bestaan; de boeddhistische psychologie noemt vijf groepen van bestaan, nl.
lichaam, gevoelens, waarneming, conditioneringen en (werelds) bewustzijn.
Khanika samādhi: concentratie van moment
tot moment.
Kilesa: vervuiling, onzuiverheid.
Magga citta: verlicht bewustzijn.
Nāma: naam, geest, mentaal
verschijnsel.
Nāma-rūpa: geestelijke en materiële verschijnselen, naam en vorm.
Nāma-rūpa pariccheda ñāna:
intuïtieve kennis door het kunnen onderscheiden van materiële en mentale
verschijnselen.
Ñāna: intuitieve kennis of
wijsheid.
Nibbāna: verlichting
Paññā: wijsheid.
Rūpa: vorm, materie, object.
Saddha: geloof, vertrouwen.
Sakkāya ditthi: het geloof in een zelf.
Samādhi: concentratiemeditatie.
Samatha: kalmte als resultaat van
concentratie.
Sammā ditthi: het juiste zien, het
juiste begrip.
Sammā samādhi: juiste concentratie.
Sammā sati: juiste opmerkzaamheid.
Sammā vāyāma: juiste inzet of energie.
Samsāra: het rad van
wedergeboorte, of de cirkelgang van geconditioneerd leven.
Sati: opmerkzaamheid. (In het
Engels: mindfulness)
Satipatthāna: grondslagen van
opmerkzaamheid. Er zijn vier grondslagen of fundamenten beschreven: lichaam,
gevoelens, denken, conditioneringen of geestesobjecten.
Sīla: discipline, moraal.
Sīlabbata parāmāsa: hechten of vasthouden aan
rituelen.
Sukha vedanā: aangename gevoelens.
Suññata: leegheid, afwezigheid
(van geest).
Suññata lakkhana: de karakteristiek van
leegheid.
Tadanga pahāna: tijdelijke verwijdering.
Tathāgata: titel voor de Boeddha.
Upacāra samādhi: benaderende of drempel
concentratie.
Upekkha vedanā: neutrale gevoelens.
Vedanā: gevoelens.
Vikkhambhāna pahāna: tijdelijke verwijdering
door vervanging.
Vipassanā: inzicht, letterlijk:
helder zien.
Vipassanā ñāna: kennis door inzicht.
Viriya: energie.