In het kort. Het levensverhaal van Mettavihari

 

Eigenlijk hoeft het voor Mettavihari toch niet, zo’n levensverhaal.

“Niet ik, als persoon, ben belangrijk, maar mijn werk als monnik mag graag uitgegeven worden”. “Hoe mijn leven geweest is, interesseert niemand”, weet Mettavihari met stelligheid te beweren.

Ik waag dat te betwijfelen, geheel op mijn eigen ervaring met hem afgaand .

Zeker ben ik niet alleen geboeid door wat Mettavihari te leren heeft.

Al dan niet met gehechtheid ben ik in de loop der jaren van deze man gaan houden. Als het gaat om belangrijke vriendschappen noem ik zeker zijn naam.

Ik deelde menig meditatie-ervaring niet alleen met een boek van wijsheid in het oranje verpakt, maar met een man, die Mettavihari heet en is.

De man achter de monnik lacht me stralend toe. Niemand is in mij geïnteresseerd, blijft hij herhalen.

“Zit hier niemand dan”, vraag ik. We wisselen gedachten uit over no-self, natuurlijk, no-self, maar ik zie nog steeds iemand op de bank zitten.

“Stoppen we er dan maar mee,” overweeg ik hardop?

 

De dhammatalks zijn al veelvuldig opgenomen, uitgewerkt, vertaald en in eenvoudige boekvorm verschenen. De bezoekers van Boeddhavihara kunnen de leer van hun leraar in simpele uitgaven aanschaffen. De mediterenden hebben de invloed, kracht en scherpe geest van Mettavihari ervaren. Toentertijd in dat Hier en NU, tijdens de meditatie.

We gaan allemaal door en verder al dan niet in direct contact met Mettavihari.

 

Ik geloof dat Mettavihari zich vergist, als hij zegt dat niemand in hem als mens geïnteresseerd is en praat toch even verder. We herinneren ons hoe hij gesproken heeft over zijn dood. Ik veronderstel dat menig student  graag een boekje ter herinnering aan Mettavihari in de kast wil hebben staan, gehecht of onthecht! We zullen wel zien. Het is heel duidelijk dat hij gerespecteerd wil worden als iemand die er niet op uit is om populair te zijn. Dat kan. We kunnen zijn leven beschrijven, gewoon zoals dat voor hem geweest is. Hoe hij begonnen is en zo beginnen we….toch.

 

Thailand

Als zevenmaands baby ben ik geboren op 16 juli 1942 te Chonbui, Thailand. Mijn moeder had last van paniekaanvallen vanwege de oorlogssituatie. Gedurende een bombardement ben ik toen te vroeg geboren met die omstandigheden van spanning en paniek.

Mijn huidige zwakke gezondheid relateer ik aan die start met een niet voldragen zwangerschap.

Mijn ouders hadden al twee dochters, toen ik geboren werd. Na mij zijn nog twee zonen geboren. Na de geboorte van het jongste kind is mijn moeder overleden. Ik was toen vijf jaar. De band met mijn moeder was niet hecht. Ik

herinner me dat ik niet veel verdriet gehad heb van haar overlijden.

 

    Het is me altijd een voorbeeld geweest van wat het met je doet,

    als je niet gehecht bent.

 

Ik werd daarna bij een tante ondergebracht in een andere plaats.

Zij voedde mij op. Ik was op haar erg gesteld. Het gezinsleven in mijn eigen familie heb ik door deze omstandigheden niet verder meegemaakt. Mijn vader zag ik weinig. Mijn band met hem was oppervlakkig. Toen hij overleed heb ik daar ook weinig last van gehad. Ik hoorde het zelfs pas later.

 

Zowel van mijn moeder als van mijn vader heb ik de begrafenissen niet meegemaakt. Ik heb dat nooit erg gevonden. Ik weet dat mijn broers en zusters allemaal in leven zijn, maar we hebben geen contact. Mijn ontwikkeling heeft dat met zich meegebracht. Mijn oudste zuster was wel heel verdrietig, toen ik Thailand verliet voor het Westen.

Familieleven had zich in het kloosterleven voortgezet.

 

Kloosterleven

Toen ik ongeveer veertien jaar was, was het vooral de wens van mijn tante dat ik naar het klooster zou gaan. Als kind had ik het geven van eten aan monniken altijd prachtig gevonden.

Aanvankelijk kwam ik in het meditatiegedeelte van het klooster terecht. Op mijn veertiende dacht ik toen al verlicht te zijn. Mijn leraren lieten me weten dat dat niet het geval was. Ik was woedend.  Ik wilde niet meer mediteren. Ze hebben me toen in de middelbare school van het klooster geplaatst en die heb ik afgemaakt.

 

Als persoon heb ik een grote verandering ondergaan dankzij de relatie tot mijn tante. Zij wilde me blijven bezoeken en ik wilde haar graag zien, toen ik in het klooster was.

Men verbood haar toen om mij te blijven opzoeken, omdat het mijn meditatie verstoorde.

 

Het is dankzij meditatie en mijn leraar dat ik inzicht kreeg in het verlangen om te gaan en het verlangen om te blijven.

De werking van het hart en het hoofd. De processen van liefde en haat zijn me toen in twee maanden duidelijk geworden.

Ik heb daar in vrede mee leren leven. Het is van wezenlijk belang om in die processen diep inzicht te hebben.

 

Op mijn negentiende ben ik met een heel ander gevoel opnieuw het meditatiegedeelte van het klooster ingegaan. Mijn leraar observeerde mijn proces en ondersteunde me. Hij wilde dat ik een leraar voor de wereld werd , niet alleen voor Thailand behouden zou blijven.

 

Er was bij mij niet zozeer sprake van een wens of roeping, maar het was vooral nieuwsgierigheid, die me dreef. Deze omstandigheid van nieuwsgierigheid heeft zich vaak in mijn leven voorgedaan.

Het waren eerder verrassingen die me overkwamen dan dat mijn verlangens leidinggevend waren.

 

Een mooi voorbeeld was later het bezoek aan Paus Paulus de Zesde.

Ineens werd me gezegd dat ik mee moest naar de Paus, omdat ik wel aardig engels sprak en mijn leraar zich goed bij mij voelde. Zo kwam ik in aanraking met het Westen.

 

Ik bewaar aan die reis de veelzeggende herinnering, dat ik 23 uur onderweg was en in gesprek raakte met een bisschop. Zijn visie op het rooms-katholieke geloof

heeft mij veel inzichten gegeven.

 

Ik was negenentwintig jaar en reisde door Europa, Japan en Amerika.

Vervolgens werd ik uitgezonden naar Californië om daar de eerste boeddhistische tempel te starten binnen de theravada traditie.

Dat was 6 juli 1971.

Na een jaar in Californië te hebben gewerkt, ging ik terug naar Thailand en Maleisië. In die tijd bracht ik mijn tijd vaak door met vertalen.

 

Europa

Toen werd ik naar Europa gezonden.

Het was opnieuw niet iets waar ik naar verlangde, maar het werd me gevraagd dat te doen. Gezien de voorafgaande ervaringen meende men dat ik er klaar voor was om de Vipassana-meditatie in het Westen te onderrichten.

De eerste drie jaar van mijn verblijf in Europa was ik de enig boeddhistische monnik in de theravadatraditie.

Ik reisde in die tijd veel door Europa om overal waar dat nodig was meditatie en adviezen te geven.

Mijn leraar liet me vrij om te handelen naar eigen inzichten. Ik kon altijd op hem terugvallen, maar hij liet mij vooral mijn eigen weg gaan.

 

In Nederland was de tempel in Waalwijk in 1973 mijn eerste project. Toen dat liep, ben ik vanaf 1978 veel met Groningen bezig geweest. Elk weekend ging ik daar naartoe. Gedurende die tien jaren in Waalwijk bleef ik reizen, meditatie geven en voortdurend adviserend bezig. Groningen begon steeds meer te lopen.

Frits Koster was er bijna vanaf het begin bij betrokken, net zelf terug uit Azië, waar hij monnik was geweest. In 1988 heeft hij dit centrum een officiële status kunnen geven.

Toen volgde Amsterdam in 1985. Ik startte op de Prinsengracht met een klein groepje.

Vervolgens konden we de St.Pieterspoortsteeg huren, boven het café de buurvrouw. In 1992 heb ik Joke Hermsen gevraagd dit werk op die werkplek van me over te nemen. Zelf verhuisde ik naar Den Ilp, waar ik tot 1998 met plezier gewoond, gemediteerd en les gegeven heb in meditatie.

 

Daarnaast vormde zich een steeds groter wordende groep Thaise mensen om me heen. Voor hen ben ik vaak raadsman, betrokken bij hun wel en wee, huwelijken, dood en geboorte. Zij ondersteunen mij in veel opzichten. Ik kan meestal wel rekenen op een goede Thaise maaltijd.

 

Ik heb veel kunnen reizen in al deze jaren. Nu heb ik daar niet altijd de kracht meer voor. Ik heb door mijn afnemende gezondheid beperkingen, die ik graag oppak met meer rust en tijd voor meditatie.

 

Er is een uitgebreide viering geweest toen ik 60 jaar was. De Thaise vertegenwoordiging van de theravadatraditie, bestaande uit 30 mannen, was daarbij aanwezig. Ze kwamen overal vandaan, uit Amerika, Europa, Thailand.

Ik had ze niet uitgenodigd. Ze kwamen op eigen kosten naar me toe.

Zo vierden we die dag met een grote ceremonie, waarbij ook veel Nederlandse mediterenden aanwezig waren.

 

Mijn intentie als leraar is altijd geweest dat iedereen zijn of haar eigen leraar moet leren worden en zijn, zoals de Boeddha ons heeft aangetoond.

 

Ik wil nog graag blijven leven om het boeddhistische gedachtegoed door te geven. Als het zover is, dat ik sterf, heb ik daar vrede mee.

Ik weet dat ik een vrijkaartje heb om daarheen te gaan waar ik na dit leven thuishoor.

Ik heb  daar geen gevoelens van angst of verdriet meer bij. Het is opnieuw de bij mij behorende nieuwsgierigheid die leidinggevend zal zijn.

 

Als ik dood ben, wil ik geen traditionele Thaise ceremonie. Ik voel mij tot geen enkel land meer behorend en ook tot niemand iets verplicht.” Mettavihari, zijn mensen dan niet teleurgesteld, dat zij geen afscheid van u kunnen nemen”, vraag ik. Mettavihari lacht me toe en zegt:” Er zal altijd teleurstelling zijn.”

Ik ben een vrij mens. Mijn wens is het om mijn lichaam ter beschikking te stellen van de zee en zo tot voeding te zijn voor de vissen.

Ik verbied niemand om een ceremonie te houden, maar niet omdat ik er naar vraag of dat zou willen. Niemand hoeft mij nog te sturen. Als mensen voor zichzelf een ceremonie nodig hebben, is dat voor henzelf ,niet voor mij.

Zulke inzichten zijn belangrijk,ze houden de geest helder.

 

 

From Nature to Nature is mijn levensovertuiging

 in de meest letterlijke zin.

 

Met ontroering denk ik terug aan een moment, waarop Mettavihari mij als antwoord gaf:” I want you to stay in your own power”.

 

 

 

Metta, Pien Claassen

Amsterdam, april 2004